Opbrengst kortstondige gedeeltelijke verhuur eigen woning niet belast

Opbrengst kortstondige gedeeltelijke verhuur eigen woning niet belast

De Wet IB 2001 kent een regeling voor de eigen woning. In afwijking van andere vermogensbestanddelen valt de eigen woning niet in box 3 maar in box 1. De inkomsten uit de eigen woning worden forfaitair bepaald aan de hand van de WOZ-waarde. Wanneer de eigen woning tijdelijk wordt verhuurd aan anderen blijft het forfaitair bepaalde voordeel van kracht. Dit wordt vermeerderd met 70% van de verhuurinkomsten. Voor de verhuur van kamers in de eigen woning geldt de kamerverhuurvrijstelling. Deze regeling geldt echter niet voor verhuur voor korte termijn.

Iemand die zijn eigen woning in 2017 zowel volledig als in gedeelten tijdelijk verhuurde, meende dat de opbrengsten van de verhuur van een gedeelte van de woning niet in box 1 belast moesten worden. De rechtbank Noord-Holland deelt deze opvatting. Volgens de rechtbank blijft een tijdelijk verhuurd gedeelte van de eigen woning op basis van de wettekst en de wetsgeschiedenis deel uitmaken van de eigen woning. De gehele woning behoudt tijdens de verhuur van een gedeelte het karakter van hoofdverblijf. De eigenwoningregeling blijft op de gehele woning van kracht. Het tijdelijk verhuurde gedeelte van de eigen woning gaat door de verhuur niet naar box 3. Dat betekent dat de opbrengst van tijdelijke, gedeeltelijke verhuur van de eigen woning niet in box 3 belast wordt. 

De regeling voor tijdelijke verhuur van de eigen woning is volgens de rechtbank niet van toepassing op de verhuur van een gedeelte van de eigen woning. De rechtbank wijst daarbij op de fiscale behandeling van een werkruimte in de eigen woning. De werkruimte blijft in beginsel onderdeel van de woning en wordt fiscaal niet zelfstandig behandeld. Volgens de rechtbank worden inkomsten uit de tijdelijke verhuur van een gedeelte van de eigen woning noch in box 1 noch in box 3 belast.

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLINLRBNHO20196711, HAA 19/868 | 22-08-2019
0
No tags