Informanagement 2022

Category Archives — Informanagement 2022

Herziening aftrek voorbelasting

De btw op bedrijfsmiddelen komt in aftrek naar gelang van de mate waarin u de bedrijfsmiddelen voor btw-belaste prestaties gebruikt. Heeft u de btw op bedrijfsmiddelen in het verleden geheel of gedeeltelijk in aftrek gebracht, dan moet de aftrek worden herzien als de mate van gebruik voor belaste prestaties is veranderd. Voor onroerende zaken is de herzieningstermijn negen jaar, volgend op het jaar waarin u de zaak bent gaan gebruiken. Voor roerende zaken, waarop wordt afgeschreven, bedraagt de herzieningstermijn vier jaar, volgend op het jaar van ingebruikname. De herziening verwerkt u in de laatste aangifte van het jaar.

Bron: Overig | publicatie | 24-10-2022

Beperk belastingheffing in box 3

Belastingschulden

Schulden komen in mindering op het vermogen in box 3. Dat geldt echter niet voor belastingschulden. Alleen erfbelastingschulden kunnen als schuld in box 3 worden opgevoerd. U kunt de belastingheffing in box 3 beperken door uw belastingschulden voor de jaarwisseling te betalen. Als u verwacht dat u belasting moet (bij)betalen, is het raadzaam om de Belastingdienst te vragen om een voorlopige aanslag of om een aangifte in te dienen en de aanslag voor de peildatum te betalen. Heeft u het verzoek uiterlijk acht weken voor het einde van het jaar gedaan, maar heeft de Belastingdienst nog niet of te laat gereageerd op het verzoek, dan mag u het nog niet betaalde bedrag wel als schuld in box 3 aanmerken.

Maak gebruik van de vrijstellingen

Er bestaan diverse vrijstellingen in box 3, bijvoorbeeld voor voorwerpen van kunst en wetenschap en voor groene beleggingen. Het kan aantrekkelijk zijn om belast vermogen (tijdelijk) om te zetten in vrijgesteld vermogen. Belegt u groen, dan bespaart u niet alleen belasting in box 3, maar profiteert u ook van een extra heffingskorting in box 1 van 0,7% van de waarde van de vrijgestelde beleggingen. Voor groene beleggingen geldt een vrijstelling van maximaal € 61.215 per persoon (€ 122.430 voor fiscale partners).

Bron: Overig | publicatie | 24-10-2022

Aandachtspunten jaarafsluiting loonadministratie

Controleer voor het afsluiten van de loonadministratie over dit boekjaar onderstaande punten:

  • Loonkostenvoordeel (LKV) oudere werknemers.
  • LKV arbeidsbeperkte werknemers.
  • LKV doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden.
  • Leningen verstrekt aan personeel.

Hebt u werknemers in dienst die ouder zijn dan 56 jaar? Of werknemers die (deels) arbeidsongeschikt of werkloos zijn? Dan hebt u mogelijk recht op een loonkostenvoordeel.

Bron: Overig | publicatie | 24-10-2022

Vermogen overhevelen naar kinderen en kleinkinderen

Testament of wettelijk erfrecht

Bij uw overlijden gaat uw vermogen naar uw erfgenamen. De erfgenamen moeten over hun aandeel in de nalatenschap erfbelasting betalen. Heeft u geen testament, dan geldt het wettelijk erfrecht. Dat komt erop neer dat uw echtgenoot en de kinderen voor gelijke delen erven, waarbij het vruchtgebruik van de kindsdelen naar uw echtgenoot gaat. De kinderen krijgen een vordering op uw echtgenoot. Voor de echtgenoot geldt een hoge vrijstelling van € 680.645 (2023: € 723.526). De vrijstelling voor (klein)kinderen bedraagt € 21.559 (2023: € 22.917).

De wettelijke regeling kan goed uitpakken, maar een testament kan helpen om bij overlijden belasting te besparen. Soms wordt gekozen voor het verschuiven van erfbelasting in plaats van besparen van erfbelasting. Een mogelijke reden hiervoor is dat het geld vastzit, bijvoorbeeld in een huis of in
beleggingen. Het kan fiscaal gunstig zijn om ook de kleinkinderen te laten erven, bijvoorbeeld door voor hen legaten op te nemen in het testament.

Laat controleren of uw testament actueel is en nog past bij uw huidige situatie. Heeft u geen testament, overweeg dan om er een op te laten stellen.

Gebruik de schenkingsvrijstellingen

Door tijdens uw leven (een deel van) uw vermogen over te dragen aan uw kinderen, kan de latere heffing van erfbelasting worden beperkt. Naast een jaarlijkse vrijstelling voor een schenking van ouders aan een kind van € 5.677 (2023: € 6.035) bestaat er voor kinderen tussen 18 en 40 jaar eenmalig een verhoogde vrijstelling van € 27.231 (2023: € 28.947). Schenkingen aan kleinkinderen zijn vrijgesteld tot € 2.274 (2023: € 2.417). Doet uw kind een dure studie? Als uw kind tussen 18 en 40 jaar is, mag u voor een dure studie eenmalig maximaal € 56.724 belastingvrij schenken.

Verruimde schenkingsvrijstelling eigen woning

De vrijstelling voor schenkingen, die verband houden met de financiering van een eigen woning van de begunstigde, bedraagt maximaal € 106.671 in 2022. Om van deze vrijstelling gebruik te maken hoeft er geen familierelatie tussen schenker en verkrijger te zijn. De verkrijger moet tussen 18 en 40 jaar oud zijn. Het bedrag van € 106.671 wordt bij schenkingen van ouders aan kinderen verminderd met eerder toegepaste verhoogde vrijstellingen.

Let op: De verruimde schenkingsvrijstelling eigen woning vervalt per 1 januari 2024. Per 1 januari 2023 wordt deze vrijstelling verlaagd tot het bedrag van de eenmalig verhoogde vrijstelling voor schenkingen van ouders aan hun kinderen. Deze vrijstelling bedraagt € 28.947 in 2023.

Bron: Overig | publicatie | 24-10-2022

Wanneer ontstaat door verbouwing een nieuw gebouw?

Bij de verkrijging van een in Nederland gelegen onroerende zaak is in beginsel overdrachtsbelasting verschuldigd. Er geldt een vrijstelling van overdrachtsbelasting voor het geval de verkrijging plaatsvindt krachtens een met omzetbelasting belaste levering. Daarvan is sprake bij de levering van een nieuw gebouw. Door verbouwing van een bestaand gebouw kan een nieuw gebouw ontstaan. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft aan de Hoge Raad de vraag voorgelegd aan de hand van welke criteria moet worden beoordeeld of door verbouwing een nieuwe onroerende zaak is ontstaan. Is dat op grond van:

  • wijzigingen in de bouwkundige identiteit of de uiterlijke herkenbaarheid;
  • wijzigingen in de bouwkundige constructie;
  • wijzigingen in functie in de zin van aanwendingsmogelijkheden;
  • de grootte van de gedane investeringen en/of de door verbouwing gerealiseerde meerwaarde; of
  • (mede) aan de hand van andere criteria?

In de Wet op de omzetbelasting is bepaald dat de ingebruikneming na verbouwing van een gebouw wordt aangemerkt als eerste ingebruikneming wanneer door de verbouwing een nieuw gebouw is ontstaan. In dat geval is de levering van het verbouwde gebouw vóór, op of uiterlijk twee jaren na het tijdstip van die ingebruikneming na de verbouwing van rechtswege belast met omzetbelasting. Het resultaat van de verbouwing moet op één lijn kunnen worden gesteld met een nieuw gebouw.

Volgens de Hoge Raad moet worden vastgesteld wat er in bouwkundig opzicht met het bestaande gebouw is gebeurd. Alleen wijzigingen in de bouwkundige constructie kunnen de conclusie rechtvaardigen dat een verbouwing zo ingrijpend is geweest dat daardoor in wezen een nieuw gebouw is ontstaan. Dat is niet snel aan de orde en moet aan de hand van omstandigheden worden vastgesteld.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR20221577, | 03-11-2022

Verzoek ambtshalve vermindering voor box 3 in jaren 2017 e.v. niet nodig

In mei 2022 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de wet niet verplicht tot rechtsherstel in box 3 aan mensen die geen bezwaar hebben gemaakt tegen de aanslag. Vervolgens heeft het kabinet besloten om deze groep geen compensatie te bieden. Dit besluit heeft geleid tot zeer veel reacties van niet-bezwaarmakers bij de Belastingdienst. De Bond voor Belastingbetalers, de koepelorganisaties voor belastingadviseurs en de Consumentenbond willen procederen over de rechtsvraag of aan alle belastingplichtigen rechtsherstel moet worden geboden. Zij voeren argumenten aan, die niet aan de orde zijn geweest in het arrest van de Hoge Raad van mei. Na overleg met deze organisatie stelt het kabinet voor om een procedure ‘massaal bezwaar plus’ in te richten. Daarmee wordt het mogelijk om een procedure massaal bezwaar aan te wijzen wanneer dezelfde rechtsvraag van belang is voor de beslissing op een groot aantal verzoeken tot ambtshalve vermindering. Ook wordt het mogelijk verzoeken om ambtshalve vermindering onder een reguliere procedure massaal bezwaar te brengen. Net zoals bij de reguliere procedure massaal bezwaar wordt een aantal zaken geselecteerd en aan de belastingrechter voorgelegd. De rest van de verzoeken wordt aangehouden en na afloop van de procedure met één collectieve beslissing afgedaan. Voor de procedure ‘massaal bezwaar plus’ is een wetswijziging nodig. Hiertoe komt er een nota van wijziging op het Belastingplan 2023.

De staatssecretaris van Financiën heeft in een brief aan de Tweede Kamer toegezegd dat alle niet-bezwaarmakers met box 3 inkomen over de jaren 2017-2020 in aanmerking komen voor compensatie, mocht de Hoge Raad de belastingplichtigen in een nieuwe zaak in het gelijk stellen. Niet-bezwaarmakers hoeven geen verzoek om ambtshalve vermindering in te dienen. De termijn voor een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag over het belastingjaar 2017 loopt op 31 december 2022 af.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2022-0000270669 | 03-11-2022

Startersvrijstelling overdrachtsbelasting

Bij de verkrijging van in Nederland gelegen onroerende zaken is overdrachtsbelasting verschuldigd. Het tarief van de overdrachtsbelasting bedraagt 8% van de waarde van de onroerende zaak. Voor de verkrijging van een woning, die als hoofdverblijf van de verkrijger gaat dienen, geldt een verlaagd tarief van 2%. Onder voorwaarden is een dergelijke verkrijging vrijgesteld van overdrachtsbelasting. Deze startersvrijstelling geldt eenmalig voor personen, die meerderjarig maar nog geen 35 jaar oud zijn ten tijde van de verkrijging.

De Rechtbank Zeeland-West-Brabant is van oordeel dat de gehanteerde leeftijdsgrens geen vorm van leeftijdsdiscriminatie inhoudt. De rechtbank wijst erop dat niet iedere ongelijke behandeling van gelijke gevallen verboden is. Het verbod geldt alleen als een redelijke en objectieve rechtvaardiging voor de ongelijke behandeling ontbreekt. Op fiscaal gebied heeft de wetgever op dit terrein een ruime beoordelingsvrijheid. Als het niet gaat om onderscheid op basis van aangeboren kenmerken van een persoon dient het oordeel van de wetgever te worden geëerbiedigd, tenzij een redelijke grond ontbreekt.

Uit de memorie van toelichting volgt dat de wetgever met de startersvrijstelling de positie van koopstarters op de woningmarkt wil verbeteren. Uit onderzoek is gebleken dat het merendeel van de starters tussen de 25 en 35 jaar oud is. Met de gekozen leeftijdsgrenzen van meerderjarig en jonger dan 35 jaar is hierbij aangesloten. De leeftijdsgrens van 35 jaar berust op een keuze van de fiscale wetgever waarvan niet kan worden gezegd dat zij evident van iedere redelijke grond is ontbloot.

Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant | jurisprudentie | ECLINLRBZWB20225509, BRE 21/2381 | 29-09-2022

Recht op betaald verlof tijdens ziekte

In een Europese richtlijn is bepaald dat werknemers binnen de EU recht hebben op vakantie met behoud van loon gedurende ten minste vier weken per jaar. Deze minimumperiode van de jaarlijkse vakantie met behoud van loon mag niet door een financiële vergoeding worden vervangen, behalve bij beëindiging van het dienstverband. Volgens de Nederlandse wet heeft een werknemer die door ziekte niet kan werken, gedurende 104 weken ten minste recht op 70% van zijn loon.

Het Hof van Justitie EU heeft prejudiciële vragen beantwoord over dit voorschrift in het geval van langdurige arbeidsongeschiktheid van een werknemer. De procedure betreft een werknemer van de Belastingdienst. Volgens het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) heeft een rijksambtenaar recht op verlof met volledige betaling van zijn loon. Gedurende het tweede jaar van arbeidsongeschiktheid heeft een rijksambtenaar recht op 70% van zijn loon. Het ARAR bepaalt dat een arbeidsongeschikte rijksambtenaar gedurende het tweede ziektejaar recht heeft op 100% van zijn loon voor de uren dat hij passende arbeid heeft verricht of zou hebben verricht indien die arbeid hem zou zijn aangeboden. Over de periode van vakantie in het tweede ziektejaar ontving de werknemer van de Belastingdienst minder dan 100% van zijn reguliere loon. De Rechtbank Overijssel heeft aan het Hof van Justitie EU de vraag voorgelegd of dit in overeenstemming met het Europese recht is.

Volgens het Hof van Justitie EU kan het recht van een werknemer op een minimale jaarlijkse vakantie met behoud van loon niet worden beperkt op de grond dat hij wegens ziekte zijn verplichting tot het verrichten van arbeid niet kon nakomen. Wanneer het loon, dat uitbetaald wordt tijdens de jaarlijkse vakantie, lager ligt dan het normale loon, wordt de werknemer er wellicht van weerhouden zijn jaarlijks betaald verlof op te nemen.

Het Hof van Justitie EU stelt vast dat de werknemer in deze procedure tijdens zijn vakantie in dezelfde economische positie verkeerde als tijdens de periode waarin hij heeft gewerkt. Toch meent het Hof van Justitie EU dat zijn recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon afhankelijk wordt gesteld van de verplichting om gedurende die periode voltijds te hebben gewerkt. Het loon tijdens de vakantie is immers lager dan wanneer de werknemer gedurende de voorafgaande periode niet arbeidsongeschikt was geweest.

Omdat arbeidsongeschiktheid in beginsel een omstandigheid is die onvoorzienbaar en onafhankelijk van de wil van de werknemer is, is het Hof van Justitie EU van oordeel dat werknemers die tijdens de referentieperiode arbeidsongeschikt waren voor het recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon in een vergelijkbare positie verkeren als werknemers die in die periode daadwerkelijk hebben gewerkt.

Het arrest van het Hof van Justitie EU houdt in dat het loon van een arbeidsongeschikte werknemer tijdens zijn vakantie niet mag worden gekort ten opzichte van het reguliere loon van de werknemer.

Bron: Hof van Justitie EU | jurisprudentie | ECLIEUC2021987, C 217/20 | 08-12-2021

Wetsvoorstel tijdelijke solidariteitsbijdrage fossiele sector

De staatssecretaris van Financiën heeft een wetsvoorstel ter invoering van een tijdelijke solidariteitsbijdrage voor de fossiele sector naar de Tweede Kamer gestuurd. Deze belasting is een extra heffing om de overwinsten als gevolg van de gestegen energietarieven te belasten. De doelgroep van de tijdelijke solidariteitsbijdrage bestaat uit bedrijven met activiteiten in de ruwe olie, aardgas, kolen en de raffinage van aardolie, de zogenaamde fossiele sector.

De opbrengst van de solidariteitsbijdrage zal worden gebruikt voor de bekostiging van het energieplafond voor kleinverbruikers. Het is de bedoeling dat deze solidariteitsbijdrage wordt ingevoerd met terugwerkende kracht over het jaar 2022. Voor de jaren 2023 en 2024 geldt een aanvullende mijnbouwheffing voor deze sector.

Uitgangspunt voor de berekening van de overwinst is de gemiddelde winst voor de vennootschapsbelasting van de afgelopen vier jaar. Het deel van de winst voor de vennootschapsbelasting over het jaar 2022 dat groter is dan 120% van de gemiddelde winst over de jaren 2018 tot en met 2021 wordt aangemerkt als overwinst. De overwinst is aanvullend belast tegen een tarief van 33%.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 2022-0000266728 | 31-10-2022

UBO-register voor trusts

Met ingang van 1 november 2022 moeten beheerders van trusts, fondsen voor gemene rekening en dergelijke hun uiteindelijk belanghebbenden (UBO's) registreren in het UBO-register trusts.

Een trust is een juridische constructie, die in het leven wordt geroepen door de oprichter of settlor, waarbij goederen worden toevertrouwd aan een beheerder, de trustee, ten behoeve van één of meerdere begunstigden. Alleen de trustee van een trust, of degene die in een soortgelijke juridische constructie een vergelijkbare positie heeft als een trustee in een trust, kan de registratie van UBO's verrichten. De trustee is zelf ook een UBO van de trust. Bestaande trusts dienen hun UBO’s uiterlijk 1 februari 2023 te hebben geregistreerd. Het UBO-register trusts wordt beheerd door de Kamer van Koophandel.

Bron: Overig | publicatie | 31-10-2022