Informanagement 2022

Category Archives — Informanagement 2022

Tweemaal boete voor zelfde verzuim niet toegestaan

Voor het opleggen van bestuurlijke boetes geldt dat het bestuursorgaan geen boete oplegt als aan de overtreder wegens dezelfde overtreding reeds eerder een bestuurlijke boete is opgelegd. Als een boete voor een overtreding is vernietigd, kan daarna voor dezelfde overtreding niet opnieuw een boete worden opgelegd.

Hof Den Bosch moest de vraag beantwoorden of het niet betalen van aangegeven omzetbelasting een andere overtreding is dan het niet tijdig betalen van aangegeven omzetbelasting. Deze vraag kwam op in een procedure van een ondernemer die de omzetbelasting over een kalendermaand abusievelijk had betaald met het betalingskenmerk van een andere maand. Nadat eerst een boete voor niet betalen was opgelegd, die na bezwaar was vernietigd, volgde een tweede boete voor te laat betalen omdat de Belastingdienst als betaaldatum de datum van correctie van de eerdere betaling in het eigen automatiseringssysteem hanteert. Het hof is van oordeel dat het niet betalen van omzetbelasting eenzelfde overtreding is als het niet tijdig betalen daarvan. Beide feiten zijn gericht op bestraffing van het niet binnen de betaaltermijn betalen van de omzetbelasting. Beide feiten betreffen ook hetzelfde wettelijke voorschrift en de straffen op beide feiten zijn hetzelfde. Feitelijk omvat niet betalen ook het niet tijdig betalen, aldus het hof.

Het opleggen van een verzuimboete voor het niet tijdig betalen van omzetbelasting na het vernietigen van een verzuimboete voor het niet betalen van dezelfde omzetbelasting is een schending van het ne bis in idem-beginsel. Het opleggen van de tweede boete was onrechtmatig. De inspecteur had de eerste boete niet moeten vernietigen, indien hij op dat moment van mening was dat er te laat was betaald.

Het door de inspecteur ingenomen standpunt dat de aangegeven omzetbelasting pas is betaald op het moment dat de Belastingdienst het ontvangen bedrag heeft overgeboekt van het verkeerde naar het juiste tijdvak is in strijd met de Algemene wet bestuursrecht.

Het onrechtmatig handelen van de inspecteur gaf de belanghebbende recht op een proceskostenvergoeding. Als uitgangspunt geldt, anders dan de rechtbank heeft overwogen, dat het iedere belastingplichtige, ongeacht zijn eigen expertise, vrij staat zijn zaken te laten behartigen door een derde, juist en vooral als het op procederen aankomt. In beginsel dient de rechter ervan uit te gaan dat rechtsbijstand op zakelijke basis door een derde beroepsmatig is verleend en dat aan die rechtsbijstand kosten zijn verbonden. Voor een uitzondering is plaats indien de inspecteur het tegendeel stelt en in geval van betwisting aannemelijk maakt. De inspecteur heeft in deze procedure wel gesteld dat de gemachtigde en de belanghebbende hebben aangestuurd op het verkrijgen van een vergoeding van de kosten van bezwaar voor een door een derde verleende rechtsbijstand, maar heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij niet zakelijk hebben gehandeld.

Het hof wees erop dat een ogenschijnlijk zeer eenvoudige zaak zich heeft ontpopt tot een zaak waarin de inspecteur tot in hoger beroep een gebrek in de geautomatiseerde systemen van de Belastingdienst verdedigt op juridisch onjuiste gronden. Dit illustreert volgens het hof dat niet snel kan worden aangenomen dat een fiscaal geschil ook daadwerkelijk eenvoudig is. De belanghebbende in deze procedure had recht op een vergoeding van de proceskosten. In dit bijzondere geval werd afgeweken van de forfaitair vastgestelde vergoeding. In plaats daarvan had de belanghebbende recht op vergoeding van de werkelijk gemaakte kosten.

Door de handelwijze van de inspecteur is de belanghebbende onnodig op kosten gejaagd omdat hij werd gedwongen voor de tweede maal bezwaar in te dienen. Door het negeren van het door de belanghebbende bij het bezwaar tegen de eerste boete overgelegde bewijs van tijdige betaling heeft de inspecteur de belanghebbende vervolgens onnodig gedwongen tot het in beroep gaan bij de rechtbank.

Bron: Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch | jurisprudentie | ECLI:NL:GHSHE:2022:40, 20/00624 | 11-01-2022

Wetsvoorstel aanpassing waardeoverdracht en afkoop van kleine pensioenen

Bij de Tweede Kamer is een wetsvoorstel ingediend ter aanpassing van de regeling van de waardeoverdracht en afkoop van kleine pensioenen. Het wetsvoorstel voert een afkoopregeling in voor kleine nettopensioenen en nettolijfrenten. De met de Wet waardeoverdracht klein pensioen ingevoerde regeling voor automatische waardeoverdracht wordt uitgebreid naar alle kleine pensioenen. De automatische waardeoverdracht van kleine pensioenen volgens de huidige wet is beperkt tot kleine ouderdomspensioenen, die zijn ontstaan doordat de deelneming aan de pensioenregeling is gestopt vanwege uitdiensttreding. Kleine pensioenen met een andere ontstaansgeschiedenis dan einde deelneming of waarvan de ontstaansgeschiedenis niet duidelijk is, blijven achter bij de oude pensioenuitvoerder. De administratiekosten van kleine pensioenen zijn relatief hoog. Uitbreiding van het recht op waardeoverdracht moet voorkomen dat pensioenuitvoerders daarmee geconfronteerd worden. Als waardeoverdracht niet mogelijk is, mogen kleine pensioenen worden afgekocht. Kleine nettopensioenen en nettolijfrentes kunnen op grond van het wetsvoorstel worden afgekocht. Afkoop is nu nog niet toegestaan.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | wetsvoorstel | 21-12-2021

Beleid omzetting S&O-verklaringen

In de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (WVA) is de aanvraag-, mededeling- en verrekensystematiek per 1 januari 2022 vereenvoudigd. Als gevolg daarvan zijn ook de Beleidsregels omzetten S&O-verklaringen gewijzigd per gelijke datum.

Door de wijziging in de WVA kan een S&O-inhoudingsplichtige vanaf 1 januari 2022 steeds een aanvraag voor een nieuwe S&O-verklaring indienen die de eerstvolgende kalendermaand start, ook als die kalendermaand in een eerdere S&O-verklaring is opgenomen. Vanaf 1 januari 2022 hebben S&O-verklaringen betrekking op alle resterende kalendermaanden van het kalenderjaar. Niet veranderd is dat een inhoudingsplichtige maximaal vier aanvragen per kalenderjaar mag indienen en dat een S&O-verklaring ten minste drie kalendermaanden moet beslaan.

In het kader van de Beleidsregels omzetten S&O-verklaringen is het mogelijk om een S&O-verklaring over te nemen die geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op dezelfde periode als waarvoor de overnemende S&O-inhoudingsplichtige zelf al een S&O-verklaring heeft ontvangen op basis van een eerder door hem zelf of namens hem ingediende aanvraag daartoe. De voorwaarde, dat de overnemende S&O-inhoudingsplichtige niet reeds een S&O-verklaring heeft ontvangen die betrekking heeft op dezelfde periode als de S&O-verklaring die hij overneemt, is daarom beperkt tot de periode vóór 1 januari 2022.

De over te dragen S&O-verklaring telt mee voor het aantal ingediende aanvragen in een kalenderjaar. Dit geldt ook als de over te dragen S&O-verklaring geheel betrekking heeft op dezelfde periode als waarvoor de overnemende S&O-inhoudingsplichtige al een S&O-verklaring heeft.

Bron: Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | besluit | WJZ/ 21273847, Staatscourant 2021, Nr. 50653 | 30-12-2021

Compensatie transitievergoeding

Bij de beëindiging van een dienstbetrekking op initiatief van de werkgever moet aan de werknemer een transitievergoeding worden betaald. Volgens een arrest van de Hoge Raad is de werkgever ook een transitievergoeding verschuldigd als een slapend dienstverband wordt beëindigd, ook al gebeurt dat op verzoek van de werknemer. Een dienstverband is slapend als de werknemer langdurig arbeidsongeschikt is en het opzegverbod tijdens ziekte is vervallen. De werkgever heeft in die gevallen recht op compensatie van de transitievergoeding. De compensatie wordt betaald door het UWV.

In een procedure voor de rechtbank was in geschil wat de invloed is van een door het UWV opgelegde verlengde loondoorbetalingsverplichting op het recht op of de hoogte van de compensatie. De opgelegde loonsanctie had tot gevolg dat het tijdvak van het opzegverbod tijdens ziekte eveneens met een jaar werd verlengd, in dit geval tot 16 mei 2016. Op 24 april 2017 werd een vaststellingsovereenkomst gesloten waarmee de arbeidsovereenkomst eindigde per 1 mei 2017. De werkgever betaalde een transitievergoeding van € 10.000 bruto. Het UWV stelde de compensatie vast op € 0. Volgens het UWV kwam dat omdat zonder de loonsanctie het opzegverbod tijdens ziekte zou zijn geëindigd voor de invoering van de verplichte transitievergoeding per 1 juli 2015.

Volgens de rechtbank is aan de voorwaarden voor het recht op compensatie voldaan. De compensatie kan niet hoger zijn dan de betaalde transitievergoeding en bedraagt niet meer dan het bedrag aan transitievergoeding dat verschuldigd zou zijn bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst op de dag na het verstrijken van de reguliere termijn van het opzegverbod wegens ziekte. Anders dan het UWV stelt, heeft volgens de rechtbank het feit dat het reguliere opzegverbod wegens ziekte is geëindigd voor 1 juli 2015 niet tot gevolg dat de werkgever geen recht heeft op compensatie. De bepaling in de wet waarop het UWV zich beroept, is volgens de rechtbank alleen bedoeld om geen recht op compensatie te geven voor het deel van de transitievergoeding dat ziet op de periode na het einde van het reguliere opzegverbod wegens ziekte. De rechtbank verwees naar de wetsgeschiedenis.

Een redelijke wetsuitleg van de maximeringsbepaling brengt mee dat ook als het einde van het reguliere opzegverbod wegens ziekte vóór 1 juli 2015 is gelegen de werkgever recht heeft op compensatie van een over de voorafgaande periode opgebouwde transitievergoeding.

Bron: Rechtbank Den Haag | jurisprudentie | ECLINLRBDHA202113706, : SGR 21/1752 | 05-12-2021

Aanpassing Besluit noodmaatregelen coronacrisis

De staatssecretaris van Financiën heeft het Besluit (fiscale) noodmaatregelen coronacrisis gewijzigd. Ten opzichte van de vorige versie van het besluit is de regeling voor uitstel van betalingen van belastingen gewijzigd. De tijdelijke specifieke aanvullende tegemoetkoming voor de periode van 1 oktober 2021 tot en met 31 januari 2022 is vervangen door een definitieve en meer algemene aanvullende regeling voor uitstel van betaling van belastingen. Noch het feit dat aan een ondernemer eerder uitstel op grond van het bestaande beleid is verleend, noch het feit dat deze ondernemer verzoekt om een andere vorm van uitstel mag een belemmering vormen voor het toekennen van uitstel van betaling op grond van deze regeling.

Ook de reikwijdte van de betalingsregeling is aangepast. De maatregel, die bewerkstelligt dat continuïteitsbijdragen voor zorglichamen geen invloed hebben op de zorgvrijstelling, is verlengd. De continuïteitsbijdragen zijn bedoeld als compensatie van omzetdalingen en extra gemaakte kosten door de coronapandemie. De maatregel geldt voor de boekjaren 2020 en 2021. Buiten de ontvangst van de continuïteitsbijdrage(n) in 2020 of 2021 mag zich ten opzichte van 2019 geen wijziging in de feiten en omstandigheden hebben voorgedaan die tot gevolg heeft dat de zorgvrijstelling niet meer van toepassing is.

Bron: Ministerie van Financiën | besluit | nr. 2021-258581, Staatscourant 2021, Nr. 50389 | 23-12-2021

Controle e-mailverkeer werknemer is inbreuk op privacy

Een werknemer heeft recht op bescherming van zijn privacy. Dat recht geldt ook voor e-mailberichten die de werknemer heeft verstuurd vanaf de zakelijke werkplek van de werkgever. De werkgever kan de e-mailberichten van een werknemer alleen controleren als voor de werknemer kenbaar is dat zijn e-mailberichten kunnen worden gecontroleerd, bijvoorbeeld via een personeelsreglement of de arbeidsovereenkomst, er sprake is van een gerechtvaardigd doel en er voldaan is aan de proportionaliteitseis.

Een werkgever en een werknemer sloten een vaststellingsovereenkomst ter beëindiging van de dienstbetrekking van de werknemer. Volgens deze overeenkomst was de werknemer met onmiddellijke ingang vrijgesteld van werkzaamheden en betaalde de werkgever het salaris door tot de einddatum van de arbeidsovereenkomst. De werkgever heeft op de dag waarop de vaststellingsovereenkomst werd gesloten de zakelijke e-mails van de werknemer gecontroleerd, volgens de werkgever om een aantal dossiers te completeren.

Volgens Hof Den Bosch vormde dat een inbreuk op de privacy van de werknemer. Voor de werknemer was niet kenbaar dat zijn e-mailberichten konden worden gecontroleerd. Controle van die berichten door de werkgever is dan alleen toelaatbaar onder zodanige omstandigheden, dat het geen twijfel lijdt dat een gerechtvaardigd doel wordt gediend en dat is voldaan aan de proportionaliteitseis. In dit geval ontbrak een rechtvaardiging voor de inbreuk op de privacy van de werknemer. Het hof zag niet in waarom de werkgever niet om toestemming voor inzage van de e-mails heeft gevraagd aan de werknemer. De schending van de privacy opende de mogelijkheid van het vorderen van schadevergoeding. De werknemer slaagde er echter niet in aannemelijk te maken dat hij door de inbreuk schade had geleden.

Gezien het wettelijk stelsel van vergoeding van werkelijke schade voert het volgens het hof te ver om ook in dit geval een al dan niet symbolisch bedrag aan schadevergoeding toe te kennen.

Bron: Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch | jurisprudentie | ECLINLGHSHE20213862, 200.272.387/01 | 27-12-2021

Verzoek toepassing 30%-regeling afgewezen

De 30%-regeling is een bijzondere regeling in de loonbelasting voor uit het buitenland aangeworven werknemers met een bijzondere deskundigheid. Ter onderbouwing van die bijzondere deskundigheid geldt een salarisnorm, waaraan de werknemer moet voldoen. De 30%-regeling houdt in dat 30% van de som van het salaris en de vergoeding voor extra kosten voor verblijf buiten het land van herkomst onbelast mag worden betaald.

Aan de salarisnorm moet worden voldaan op het moment waarop de arbeidsovereenkomst wordt gesloten. Met een variabel deel van de beloning wordt geen rekening gehouden vanwege de onzekerheid daarvan. Het achteraf aanpassen van de arbeidsovereenkomst, waardoor het vaste salaris wel voldoet aan de salarisnorm, heeft niet tot gevolg dat de 30%-regeling alsnog kan worden toegepast omdat het toetsmoment voor de hoogte van het salaris al verstreken is.

Bron: Rechtbank Gelderland | jurisprudentie | ECLINLRBGEL20216528, AWB 21/1786 | 06-12-2021

Geen zakelijke reden voor aandelenfusie

Bij de vervreemding van aandelen die tot een aanmerkelijk belang behoren moet inkomstenbelasting worden betaald over het daarbij behaalde voordeel. Dat hoeft niet als sprake is van een aandelenfusie. Een aandelenfusie wordt aanwezig geacht als een vennootschap tegen uitreiking van eigen aandelen zoveel aandelen in een andere vennootschap verwerft dat zij meer dan de helft van de stemrechten in die vennootschap kan uitoefenen.

Er is geen sprake van een aandelenfusie als een bijbetaling in geld meer dan 10% van de nominale waarde van de uitgereikte aandelen bedraagt of de fusie in overwegende mate is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing. Dat laatste is het geval als zakelijke overwegingen, zoals herstructurering of rationalisering van de werkzaamheden, voor de fusie ontbreken.

Een belastingplichtige kan de Belastingdienst de vraag voorleggen of sprake is van een aandelenfusie. De inspecteur beslist daarop bij voor bezwaar vatbare beschikking.

De Belastingdienst meende dat een voorgenomen aandelenfusie niet zou plaats vinden op grond van zakelijke overwegingen. Het doel was om de kinderen van de dga op financieel gunstige wijze te laten deelnemen in de vermogende bv van de dga. De gewone aandelen van de bv zouden worden omgezet in preferente aandelen. Aan de kinderen zouden nieuwe, gewone aandelen worden uitgereikt. De preferente aandelen zijn niet te vereenzelvigen met de oude, gewone aandelen. De omvorming van de aandelen zonder voorafgaande aandelenruil zou als een vervreemding van het gehele aandelenpakket van de dga worden aangemerkt. De voorgenomen aandelenruil is bedoeld om de belastingheffing over de meerwaarde van de aandelen te voorkomen. Daarom is volgens de Belastingdienst de constructie in overwegende mate gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing.

De rechtbank is van oordeel dat de door de dga aangevoerde zakelijke argumenten volstrekt marginaal zijn ten opzichte van het voordeel van het ontgaan of uitstellen van deze inkomstenbelasting. De genoemde zakelijke overwegingen zijn volgens de rechtbank te algemeen en niet concreet. De voorgenomen fusie vindt daarom niet plaats op grond van zakelijke overwegingen.

Bron: Rechtbank Gelderland | jurisprudentie | ECLINLRBGEL20216268, AWB 20/1645 | 24-11-2021

Aangepaste subsidiebedragen elektrische auto

De staatssecretaris van I en W heeft de Subsidieregeling elektrische personenauto’s particulieren (SEPP) aangepast. Op grond van de SEPP kan subsidie worden verkregen voor de aanschaf of lease van een nieuwe of een gebruikte elektrische personenauto, zolang het subsidieplafond niet is bereikt. De subsidiebedragen voor nieuwe auto’s zijn verlaagd. Dat hangt samen met de toename van het aanbod en de snellere prijsdaling dan waarmee rekening was gehouden. Om meer particulieren de kans te geven over te stappen naar een elektrische personenauto is het budget voor de SEPP voor de komende jaren verhoogd.

De subsidiebedragen voor nieuwe elektrische auto’s zijn als volgt:

Jaar Nieuw bedrag Oud bedrag
 2022  € 3.350  € 3.700
 2023  € 2.950  € 3.350
 2024  € 2.550  € 2.950

De voorwaarde, dat de aanvraag van de subsidie binnen 60 dagen na de datum van ondertekening van de lease- of koopovereenkomst moet worden ingediend, is vervallen. Vanwege de jaarlijkse subsidieplafonds en de afhandeling op volgorde van binnenkomst is er voldoende prikkel om de subsidieaanvraag snel in te dienen.

Bron: Overig | besluit | nr. IENW/BSK-2021/293888, Staatscourant 2021, Nr. 47430 | 16-12-2021

Tarieven en heffingskortingen 2022

De tarieven in box 1 van de inkomstenbelasting en voor de loonbelasting zijn in 2022 als volgt.

 Schijf  Inkomen op jaarbasis  Belasting en premies volksverzekeringen
 jonger dan AOW-leeftijd  AOW-leeftijd en ouder
 1a  € 0 t/m € 35.472  37,07%  19,17%
 1b  € 35.473 t/m € 69.398  37,07%  37,07%
 2  € 68.399 of meer  49,5%  49,5%

Voor mensen, die geboren zijn voor 1 januari 1946, geldt een hogere grens van de tweede schijf van € 36.409.

Het tarief in de eerste schijf bevat een premiecomponent. Tot de AOW-leeftijd bestaat deze uit 17,9% AOW, 0,1% Anw en 9,65% Wlz. Bij het bereiken van de AOW-leeftijd vervalt de AOW-premie. In 2022 bedraagt de AOW-leeftijd 66 jaar en zeven maanden.

Heffingskortingen

De algemene heffingskorting bedraagt maximaal € 2.888 en wordt boven een inkomen uit werk en woning van € 21.316 afgebouwd tot nihil. De afbouw bedraagt 6,007% van het inkomen boven € 21.316. Voor mensen, die de AOW-leeftijd hebben bereikt, bedraagt de algemene heffingskorting maximaal € 1.494 en bedraagt de afbouw 3,106%. Vanaf een inkomen van € 68.399 is de algemene heffingskorting nihil.

De arbeidskorting bedraagt maximaal € 4.260 voor mensen die jonger zijn dan de AOW-leeftijd. Voor mensen die de AOW-leeftijd hebben bereikt bedraagt de arbeidskorting maximaal € 2.204. De arbeidskorting wordt afgebouwd tot nihil vanaf een arbeidsinkomen van € 36.650. De afbouw bedraagt 5,86% van het arbeidsinkomen boven € 36.649. Voor AOW-gerechtigden bedraagt de afbouw 3,03%. De arbeidskorting bedraagt nihil bij een inkomen vanaf € 109.346.

De inkomensafhankelijke combinatiekorting kent in 2022 geen basisbedrag. De korting loopt op bij een hoger arbeidsinkomen dan € 5.219 met 11,45% van het meerdere inkomen tot een maximum van € 2.534 bij een inkomen van € 27.350 of hoger. Voor AOW-gerechtigden bedraagt de inkomensafhankelijke combinatiekorting maximaal € 1.452.

De jonggehandicaptenkorting bedraagt € 771.

De ouderenkorting geldt voor AOW-gerechtigden. De ouderenkorting bedraagt € 1.726 tot een inkomen van € 38.464. Boven dat inkomen daalt de ouderenkorting met 15% van het meerdere tot nihil bij een inkomen van € 49.971.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 03-01-2022