Informanagement 2018

Category Archives — Informanagement 2018

Controleer uw hypotheek(rente)

Gezien de lage rente, die u krijgt op uw spaartegoed, kan het aantrekkelijk zijn om (extra) af te lossen op uw hypotheekschulden. Hoewel de hypotheekrente nog steeds heel laag is, ligt deze toch hoger dan de spaarrente. Boetevrije aflossing is vaak mogelijk tot 10 of zelfs 20% van de oorspronkelijke hoofdsom. Aflossing met spaargeld verlaagt bovendien het vermogen in box 3, waardoor u mogelijk minder belasting betaalt.

Heeft u de rente in het verleden voor langere tijd vastgezet op een hoger niveau dan de huidige rente? Informeer bij uw bank naar de mogelijkheid van rentemiddeling of vraag eens wat het u kost aan boeterente om het contract open te breken en de rente op een lager niveau vast te zetten. Omdat er altijd een deel extra mag worden afgelost, kan dit voordelig zijn. De boeterente die u bij vervroegde aflossing moet betalen is aftrekbaar.

Oriënteer u eens bij andere geldverstrekkers dan uw huisbankier. Ondanks de kosten van een nieuwe hypotheek kan het voordeliger zijn om over te stappen. Denk eens aan uw eigen bv als geldverstrekker voor uw hypotheek.

Betaal hypotheekrente vooruit
Verwacht u in 2019 een veel lager inkomen in box 1 dan in 2018? Dan kan het aantrekkelijk zijn om de hypotheekrente van het eerste halfjaar van 2019 vooruit te betalen en in 2018 tegen een hoger belastingtarief in aftrek te brengen.

Bron: Overig | publicatie | 15-11-2018

Beperk de belastingheffing in box 3

Het vermogen van een natuurlijke persoon, dat niet in box 1 of in box 2 valt, valt in box 3. In box 1 valt het ondernemingsvermogen en de eigen woning, in box 2 vallen aandelen die een aanmerkelijk belang vormen. Schulden komen in mindering op het vermogen in box 3. Dat geldt echter niet voor belastingschulden. Alleen erfbelastingschulden kunnen als schuld in box 3 worden opgevoerd.

U kunt de belastingheffing in box 3 beperken door uw belastingschulden voor de jaarwisseling te betalen. Als u verwacht dat u belasting moet (bij)betalen, is het raadzaam om de Belastingdienst te vragen om een voorlopige aanslag of om een aangifte in te dienen en de aanslag voor de peildatum te betalen. Heeft u het verzoek uiterlijk acht weken voor het einde van het jaar gedaan, maar heeft de Belastingdienst nog niet of te laat gereageerd op het verzoek, dan mag u het nog niet betaalde bedrag wel als schuld in box 3 aanmerken.

Maak gebruik van de vrijstellingen
Er bestaan diverse vrijstellingen in box 3, bijvoorbeeld voor voorwerpen van kunst en wetenschap en voor groene beleggingen. Het kan aantrekkelijk zijn om belast vermogen (tijdelijk) om te zetten in vrijgesteld vermogen. Belegt u groen, dan bespaart u niet alleen belasting in box 3, maar profiteert u ook van een extra heffingskorting in box 1 van 0,7% van de waarde van de vrijgestelde beleggingen. Voor groene beleggingen geldt een vrijstelling van maximaal €  57.845 (€ 115.690 voor fiscale partners).

Bron: Overig | publicatie | 15-11-2018

Vermogensoverheveling naar de (klein)kinderen

Na uw overlijden gaat uw vermogen naar uw erfgenamen. Uw erfgenamen moeten over hun aandeel in de nalatenschap erfbelasting betalen. Heeft u geen testament, dan geldt het wettelijk erfrecht. Dat komt er in veel gevallen op neer dat de echtgenoot en de kinderen voor gelijke delen erven, waarbij het vruchtgebruik van de kindsdelen naar de echtgenoot gaat. De kinderen krijgen een vordering op de echtgenoot. Voor de echtgenoot geldt een hoge vrijstelling. De vrijstelling voor de kinderen is echter beperkt.

Testament?
De wettelijke regeling kan goed uitpakken, maar een goed testament kan helpen om bij overlijden belasting te besparen. Soms wordt gekozen voor het verschuiven van erfbelasting in plaats van besparen van erfbelasting. Een mogelijke reden hiervoor is dat het geld vastzit, bijvoorbeeld in een huis of in beleggingen. Het kan fiscaal gunstig zijn om ook de kleinkinderen te laten erven, bijvoorbeeld door voor hun legaten op te nemen in het testament. Een kleinkind kan van zijn grootouders een bedrag van € 20.371 belastingvrij erven. Wanneer u een testament heeft, is het goed om te laten controleren of uw testament nog actueel is en passend bij uw huidige situatie en bij uw wensen. Heeft u geen testament, overweeg dan om een testament op te laten stellen.

Gebruik de schenkingsvrijstellingen
Door tijdens uw leven (een deel van) uw vermogen over te dragen aan uw kinderen kan de heffing van erfbelasting worden beperkt. Door schenkingen te spreiden in de tijd kunt u optimaal gebruik maken van de bestaande vrijstellingen. Schenkingen aan uw kinderen zijn vrij van schenkbelasting tot € 5.363 per kind. Voor kinderen tussen 18 en 40 jaar geldt eenmalig een verhoogde vrijstelling van € 25.731. De verhoogde vrijstelling kan verder worden verhoogd tot € 53.602 als de schenking betrekking heeft op een dure studie van het kind. Heeft uw kind voor 1 januari 2010 gebruik gemaakt van de verhoogde vrijstelling, dan is een aanvullende schenking voor studie of woning vrijgesteld tot maximaal € 27.871. Schenkingen aan kleinkinderen of aan anderen zijn vrijgesteld tot een bedrag van € 2.147.

Vrijstelling schenking eigen woning
Doet u een schenking die verband houdt met de financiering van een eigen woning van de verkrijger, dan geldt een zeer ruime vrijstelling van € 100.800. Voor het benutten van deze vrijstelling hoeft er geen familierelatie tussen schenker en verkrijger te zijn. De verkrijger moet tussen 18 en 40 jaar oud zijn. Het bedrag van € 100.800 wordt verminderd met eerder toegepaste verhoogde vrijstellingen, voor zover het gaat om schenkingen van ouders aan kinderen voor de eigen woning of de studie. In bepaalde situaties is het mogelijk om een eerdere vrijgestelde schenking voor de eigen woning aan kinderen belastingvrij aan te vullen.

Bron: Overig | persbericht | 15-11-2018

Wat doet u met de pensioenvoorziening in de bv?

De mogelijkheid om binnen de eigen bv een pensioenvoorziening op te bouwen is in 2017 afgeschaft. Tot en met 2019 heeft u de mogelijkheid om de bestaande pensioenvoorziening in eigen beheer fiscaal vriendelijk af te kopen. Dat gebeurt door eerst de pensioenaanspraak op de balans van de bv belastingvrij te verlagen van de commerciële naar de fiscale waarde. Vervolgens moet loonbelasting worden berekend over de fiscale waarde minus een korting. Deze korting bedraagt 25% in 2018 en 19,5% in 2019. Overweegt u afkoop van de voorziening, dan verdient het de voorkeur om dat nog in 2018 te doen vanwege de hogere korting. De korting wordt berekend over de fiscale balanswaarde van de pensioenverplichting op 31 december 2015.

Ook als de pensioenaanspraak is omgezet in een oudedagsverplichting heeft u tot en met 2019 de mogelijkheid om deze af te kopen. De kortingsregeling geldt ook bij afkoop van een oudedagsverplichting. Bij afkoop van de pensioenvoorziening in eigen beheer of van de oudedagsverplichting hoeft geen revisierente betaald te worden.

Bron: Overig | publicatie | 15-11-2018

Optimaliseer de investeringsaftrek

De kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) is een aftrekpost, die is bedoeld om de investeringen in bedrijfsmiddelen te stimuleren. De KIA bedraagt voor investeringen boven € 2.300 tot een bedrag van € 56.642 28% van het investeringsbedrag. Het maximum van de KIA is € 15.863. Het bedrag van de KIA blijft tot een investeringsbedrag van € 104.891 gelijk, om daarna af te nemen. Vanaf een investeringstotaal van € 314.673 ontvangt u geen KIA meer. Het optimum van de KIA ligt bij een investeringsbedrag van € 56.642. Voor 2019 zal dat door indexering iets hoger uitvallen. Door uw investeringen slim te plannen kunt u de KIA optimaliseren. De KIA geldt niet voor alle bedrijfsmiddelen, er zijn uitzonderingen.

Plan de verkoop van bedrijfsmiddelen
Bij de verkoop van bedrijfsmiddelen, waarvoor u eerder KIA hebt gehad, moet u een deel van het genoten voordeel terugbetalen als de verkoop plaatsvindt binnen vijf jaar na het begin van het kalenderjaar van aanschaf. Stel de verkoop zo mogelijk uit tot na het vijfde jaar om een desinvesteringsbijtelling bij de winst te voorkomen.

Extra investeringsaftrek
In aanvulling op de KIA heeft u mogelijk recht op energie-investeringsaftrek (EIA) of op milieu-investeringsaftrek (MIA). U heeft recht op EIA voor investeringen in energiebesparende bedrijfsmiddelen. De EIA bedraagt 55% van het investeringsbedrag. Het maximale investeringsbedrag waarover aftrek wordt verleend bedraagt € 120 miljoen. U heeft recht op MIA voor investeringen in bedrijfsmiddelen die zijn opgenomen in de MIA/Vamillijst. Deze lijst wordt ieder jaar gewijzigd. Wilt u zeker zijn dat u met uw investering in aanmerking komt voor MIA dan moet u nog dit jaar investeren.

Aanvraag tijdig indienen
U moet aanvragen voor EIA, MIA en Vamil binnen drie maanden na het aangaan van investeringsverplichtingen hebben ingediend bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

Bron: Overig | publicatie | 15-11-2018

Benut de werkkostenregeling

Uitgangspunt van de werkkostenregeling is dat alle vergoedingen en verstrekkingen aan werknemers loon vormen, ook als het gaat om kosten die 100% zakelijk zijn. Er is een vrije ruimte waarbinnen vergoedingen en verstrekkingen belastingvrij gegeven kunnen worden. De vrije ruimte bedraagt 1,2% van de fiscale loonsom. Is het totale bedrag aan vergoedingen en verstrekkingen aan uw werknemer hoger dan de vrije ruimte, dan moet u over het meerdere een zogenaamde eindheffing van 80% betalen. Het verdient daarom aanbeveling om de vrije ruimte goed in de gaten te houden. Controleer of u de vrije ruimte volledig benut in 2018. Wijs eventueel extra vergoedingen aan die ten laste van de vrije ruimte komen. Houd daarbij wel rekening met vergoedingen en verstrekkingen die u nog voor de jaarwisseling gaat doen.

Belastingvrije bonussen?
Bonussen en andere eindejaarsuitkeringen zijn doorgaans bruto. Ga eens na of u deze uitkeringen geheel of gedeeltelijk belastingvrij kunt doen, bijvoorbeeld in de vorm van een vergoeding voor reiskosten. Mogelijk hebt u nog een deel van de vrije ruimte over om bonussen belastingvrij uit te betalen.

Niet alle vergoedingen gaan ten laste van de vrije ruimte
Voor bepaalde vergoedingen en verstrekkingen gelden aparte vrijstellingen. Deze vrijstellingen komen niet ten laste van de vrije ruimte. Wanneer de vergoeding hoger is dan de daarvoor geldende norm, dan is het deel boven de norm belastbaar loon van de werknemer. Er zijn ook verstrekkingen die op nihil worden gewaardeerd. Daarvoor hoeft dus geen bedrag bij het loon geteld te worden.

Bron: Overig | publicatie | 15-11-2018

Btw-aangifte vierde kwartaal

Bij de btw-aangifte over het vierde kwartaal moet u rekening houden met een aantal zaken. 

Denk aan de afdracht over privégebruik
Bij de aangifte over het laatste kwartaal moet u btw afdragen over privégebruik van zaken die tot de onderneming behoren. Voor het privégebruik van de auto kunt u gebruikmaken van een forfaitaire regeling. U draagt bij de aangifte over het laatste tijdvak van het jaar 2,7% van de catalogusprijs van de auto af. In plaats van de forfaitaire regeling kunt u btw betalen over het werkelijke privégebruik. Dit kan voordeliger zijn, maar u moet de omvang c.q. de kosten van het privégebruik wel kunnen bewijzen. Voor een auto die inclusief het jaar van ingebruikname vijf jaar in de onderneming is gebruikt, geldt een lager forfait van 1,5%. Heeft u bij de aankoop van de auto geen btw in aftrek gebracht, dan mag u voor de berekening van het privégebruik altijd uitgaan van het lagere forfait.

Denk aan de herziening aftrek voorbelasting
De btw op bedrijfsmiddelen komt in aftrek naar gelang van de mate waarin u de bedrijfsmiddelen voor btw-belaste prestaties gebruikt. Heeft u de btw op bedrijfsmiddelen in het verleden geheel of gedeeltelijk in aftrek gebracht, dan moet de aftrek worden herzien als de mate van gebruik voor belaste prestaties verandert. Voor onroerende zaken is de herzieningstermijn negen jaar, volgend op het jaar waarin u de zaak bent gaan gebruiken. Voor roerende zaken, waarop wordt afgeschreven, bedraagt de herzieningstermijn vier jaar volgend op het jaar van ingebruikname. Bent u een bedrijfsmiddel in 2018 meer gaan gebruiken voor vrijgestelde prestaties, dan moet u de herzienings-btw verwerken in de laatste aangifte van dit jaar. Heeft u door het veranderde gebruik in het verleden te weinig btw in aftrek gebracht, dan heeft u recht op teruggaaf van herzienings-btw. Ook deze teruggaaf verwerkt u in de laatste aangifte van het jaar.

Bron: Overig | publicatie | 15-11-2018

Verhoging lage btw-tarief

Het lage tarief van de btw is onder meer van toepassing op eerste levensbehoeften en op een aantal arbeidsintensieve diensten. Onderdeel van Belastingplan 2019 is een verhoging van het lage btw-tarief van 6 naar 9% met ingang van 1 januari 2019. Er komt geen overgangsmaatregel. Dat betekent dat het moment waarop de btw verschuldigd is, bepaalt hoe hoog het lage btw-tarief is.

Vooruitbetalingen
Op in 2018 ontvangen vooruitbetalingen is het tarief van 6% van toepassing, ongeacht wanneer de factuur wordt verzonden of wanneer de prestatie wordt verricht. Wil sprake zijn van een vooruitbetaling, dan moeten alle relevante elementen van de prestatie bekend zijn op het moment van de betaling.

Reguliere betalingen
Voor reguliere betalingen voor prestaties maken we onderscheid tussen drie situaties.

  1. Bij toepassing van het kasstelsel is btw verschuldigd op het moment waarop de betaling wordt ontvangen. Is dat in 2018, dan geldt het tarief van 6%. Is dat in 2019, dan is het tarief 9%.
  2. Heeft de ondernemer een factureringsplicht, dan is de btw verschuldigd op het moment van uitreiken van de factuur. Een factureringsplicht geldt voor prestaties aan andere ondernemers en aan rechtspersonen die geen ondernemer zijn. Ook geldt een factureringsplicht voor afstandsverkopen en intracommunautaire leveringen. Als de prestatie nog niet is verricht, is er nog geen factureringsplicht. 
  3. Heeft de ondernemer geen factureringsplicht en past hij niet het kasstelsel toe, dan is de btw verschuldigd op het moment waarop de prestatie wordt verricht. Is dat in 2018, dan geldt het tarief van 6%; is dat in 2019, dan geldt het tarief van 9%. Het moment waarop de factuur wordt uitgereikt is niet van belang in dit geval.
Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 15-11-2018

De bijtelling voor de auto van de zaak

Voor het privégebruik van een auto van de zaak moet een bijtelling bij het loon van de werknemer worden gedaan. De standaardbijtelling bedraagt sinds 2017 22% van de catalogusprijs van de auto. Voor auto’s die voor 2017 zijn aangeschaft of geleaset gelden andere percentages. Lagere bijtellingen gelden gedurende 60 maanden. Daarna geldt de standaardbijtelling. Voor auto’s van voor 2017 bedraagt de standaardbijtelling niet 22 maar 25%.

Bijtelling elektrische auto
De bijtelling voor een elektrische auto bedraagt 4% van de catalogusprijs. Met ingang van 2019 is de verlaagde bijtelling beperkt tot de eerste € 50.000 van de catalogusprijs en geldt voor het meerdere de reguliere bijtelling van 22%. Dit geldt voor auto’s die op of na 1 januari 2019 op kenteken zijn gezet.

Overweegt u de aanschaf van een duurdere elektrische auto, investeer dan nog in 2018 om gedurende 60 maanden over de gehele catalogusprijs het voordeel van de lage bijtelling te hebben. Omdat de verlaagde bijtelling voor een periode van 60 maanden vanaf de datum waarop de auto op kenteken is gezet geldt, kunt u overwegen om een jonge gebruikte elektrische auto aan te schaffen. Dat kan ook nog in 2019. U profiteert dan niet van de verlaagde bijtelling over de volle 60 maanden, maar over de resterende maanden.

Controleer de rittenadministratie
Er hoeft geen bijtelling plaats te vinden als uw werknemer kan bewijzen dat hij op jaarbasis niet meer dan 500 km privé rijdt met de auto. Dat bewijs kan hij leveren met een sluitende rittenadministratie. U moet deze rittenadministratie controleren en bij de loonadministratie bewaren. Klopt de administratie niet, dan moet u bijtellen bij het loon van de werknemer. Ook bij gebruik van een “verklaring geen privégebruik” moet uw werknemer kunnen bewijzen dat hij op jaarbasis niet meer dan 500 km privé met de auto rijdt.

Bron: Overig | publicatie | 15-11-2018

Is de lening aan de bv (nog) zakelijk?

Een lening die een dga verstrekt aan zijn bv valt door de werking van de terbeschikkingstellingsregeling in box 1 van de inkomstenbelasting. De rente die de bv betaalt is aftrekbaar van de winst en bij de dga progressief belast. Wanneer de bv niet meer aan haar rente- en aflossingsverplichtingen kan voldoen, is de vordering minder waard. De dga kan deze waardevermindering ten laste van zijn inkomen brengen, tenzij de lening onzakelijk is. Dat is het geval als de dga een debiteurenrisico loopt dat een onafhankelijke derde niet zou hebben geaccepteerd. De waardevermindering van een onzakelijke lening is een netto vermogensverlies.

Voor u overgaat tot het verstrekken van een lening aan uw bv is het raadzaam na te gaan of een bank bereid zou zijn om een financiering te verstrekken op vergelijkbare condities om het risico op onzakelijkheid van de lening te verkleinen. Factoren die de zakelijkheid van een lening beïnvloeden zijn de hoogte van de lening in verhouding tot het eigen vermogen, de looptijd, de aflossingsverplichtingen, het rentepercentage, een achterstelling bij andere schulden en de verstrekte zekerheden. Overigens geldt ook bij borgstelling voor schulden van de bv dat u zakelijk dient te handelen.

Om discussie over de zakelijkheid te beperken is het raadzaam om een leningovereenkomst op te stellen en een zakelijke rente en zakelijke aflossingsvoorwaarden te hanteren. Vergeet niet om zekerheden te vragen en pas zo nodig een bestaande leningovereenkomst aan.

De vastgelegde afspraken moeten uiteraard worden nagekomen. Als de bv niet voldoet aan de aflossings- of renteverplichtingen komt de lening in een ander daglicht te staan.

Bron: Overig | publicatie | 15-11-2018