Informanagement 2018

Category Archives — Informanagement 2018

Vrachtwagenheffing

Het kabinet heeft ingestemd met de uitgangspunten voor een in te voeren vrachtwagenheffing. De heffing gaat gelden voor binnen- en buitenlands vrachtverkeer dat gebruik van de snelweg maakt. De opbrengst van de vrachtwagenheffing zal in overleg met de vervoerssector worden gebruikt voor verlaging van de motorrijtuigenbelasting op vrachtauto’s en voor innovatie en verduurzaming van het vrachtvervoer.

Landbouw- en bosbouwtrekkers, mobiele kranen en motorrijtuigen met beperkte snelheid en bussen worden uitgezonderd van de heffing. In overleg met regionale wegbeheerders zal per provincie bekeken worden of voor regionale en lokale wegen ook een heffing zal gelden. De heffing gaat niet gelden voor wegen waarop nu al tol wordt geheven of waarop tol is voorzien. De hoogte van het tarief moet nog worden vastgesteld. De feitelijke invoering van de heffing zal niet eerder dan in 2023 plaatsvinden.

Bron: Overig | publicatie | IENW/BSK-2018/238157 | 28-11-2018

Hoogte eigenwoningforfait 2019 bekend

De staatssecretaris van Financiën heeft in een brief aan de Tweede Kamer de hoogte van het eigenwoningforfait voor 2019 meegedeeld.

Het eigenwoningforfait zal in 2019 0,65% van de eigenwoningwaarde bedragen. De eigenwoningwaarde is de WOZ-waarde van het voorgaande jaar. In 2018 is het eigenwoningforfait 0,70%. De aanpassing is een gevolg van de stijging van het indexcijfer van de woninghuren en de stijging van de woningwaarden. Het eigenwoningforfait wordt na indexering naar beneden afgerond op een veelvoud van 0,05%.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 22-11-2018

Premiepercentages en maximumpremieloon 2019

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de premiepercentages en het maximumpremieloon voor 2019 vastgesteld.

De premieheffing voor de AOW bedraagt 17,9%; de premie voor de Anw 0,1%. Deze percentages veranderen niet ten opzichte van 2018. Het maximumpremieloon bedraagt in 2019 € 55.927. De premie voor het Algemeen Werkloosheidsfonds (AWf) is vastgesteld op 3,6%. De premie voor het Uitvoeringsfonds voor de overheid (Ufo) bedraagt 0,78%. De basispremie voor het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof) is vastgesteld op 6,46%, terwijl de opslag op de basispremie Aof voor de kinderopvangtoeslag 0,5% bedraagt.

In tegenstelling tot voorgaande jaren heeft de minister de premieloongrenzen voor tijdvakken korter dan het premiejaar en voor werknemers met recht op vakantiebonnen, vakantietoeslagbonnen of daarmee overeenkomende aanspraken niet vastgesteld. Deze bedragen worden door herleiding bepaald en zullen door de Belastingdienst worden bekendgemaakt. Ook wordt in deze regeling geen percentage vastgesteld voor de vervangende sectorpremie. Met ingang van het premiejaar 2019 wordt door het UWV een gemiddeld premiepercentage vastgesteld voor de premie die ten gunste komt van de sectorfondsen. Dit gemiddelde premiepercentage komt in de plaats van de vervangende sectorpremie en wordt als vervangende premie geheven over uitkeringen uit sociale verzekeringen.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken | besluit | nr. 2018-0000172048, Staatscourant 2018 nr. 64901 | 22-11-2018

Tabelcorrectiefactor en arbeidskorting 2019

De staatssecretaris van Financiën heeft in een brief aan de Tweede Kamer de hoogte van de tabelcorrectiefactor en de arbeidskorting voor 2019 meegedeeld.

Tabelcorrectiefactor
De tabelcorrectiefactor, dat is de indexatiefactor voor diverse bedragen in de belastingwet- en regelgeving, bedraagt voor 2019 1,012.

Abeidskorting
De arbeidskorting wordt jaarlijks aangepast aan de hand van de tabelcorrectiefactor en aan de ontwikkeling van het wettelijk minimumloon per 1 januari van het lopende jaar ten opzichte van 1 januari van het volgende jaar. Dat heeft tot gevolg dat de arbeidskorting er in 2019 als volgt uitziet. Tot een inkomen van € 9.694 per jaar bedraagt de arbeidskorting 1,754% van het arbeidsinkomen, met een maximum van € 170. Bij een arbeidsinkomen vanaf € 9.694 per jaar bedraagt de arbeidskorting € 170 plus 28,712% van het arbeidsinkomen boven € 9.694. De arbeidskorting kent een maximum van € 3.399. Dit maximum wordt bereikt bij een arbeidsinkomen van € 20.940. Boven een inkomen van € 34.060 per jaar wordt de berekende arbeidskorting verminderd met 6,0% van het meerdere inkomen. De arbeidskorting bedraagt nihil bij een arbeidsinkomen vanaf € 90.710.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 22-11-2018

Wetsvoorstel Arbeidsmarkt in balans

Bij de Tweede Kamer is het wetsvoorstel Arbeidsmarkt in balans ingediend. De doelstelling van het wetsvoorstel is verbetering van de balans tussen vaste en flexibele arbeidsovereenkomsten. Het kabinet wil dat bereiken door aanpassing van het ontslagrecht, van de ketenbepaling, van de transitievergoeding en van de premieheffing. Het is de bedoeling dat de wijzigingen op 1 januari 2020 in werking treden. De wet zal vijf jaar na de inwerkingtreding worden geëvalueerd.

Ketenbepaling
Doel van de ketenbepaling is werknemers na verloop van tijd zekerheid te bieden in de vorm van een vast contract. De ketenbepaling regelt wanneer elkaar opvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd van rechtswege overgaan in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Op dit moment is dat het geval bij meer dan drie contracten of als opvolgende contracten een periode van meer dan twee jaar beslaan. De maximumtermijn wordt verlengd van twee naar drie jaar.

Ontslagrecht
Sinds de wijziging van het ontslagrecht in 2015 is wettelijk bepaald wat redelijke gronden voor ontslag zijn en welke ontslagroute bij welke ontslaggrond gevolgd moet worden. Nu wordt daar een cumulatiegrond van ontslagredenen aan toegevoegd voor gevallen waarin meerdere ontslaggronden ieder voor zich onvoldoende zijn om een ontslag te rechtvaardigen. De cumulatiegrond geldt niet voor verzoeken om ontbinding van de arbeidsovereenkomst die voor de inwerkingtreding van deze wet zijn gedaan.

Proeftijd
De maximaal toegestane proeftijd voor contracten voor onbepaalde tijd wordt verlengd van twee naar vijf maanden. Voor arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd van twee jaar of langer wordt de maximale proeftijd verlengd tot drie maanden. Deze verlengde proeftijden gelden alleen bij de eerste arbeidsovereenkomst tussen partijen. Bij een opvolgende arbeidsovereenkomst kan alleen een proeftijd worden overeengekomen als er andere vaardigheden of verantwoordelijkheden van de werknemer verlangd worden dan in de voorgaande arbeidsovereenkomst. De huidige regeling van de proeftijd blijft van toepassing op arbeidsovereenkomsten die voor de inwerkingtreding van deze wet tot stand zijn gekomen.

Oproepovereenkomsten
De werkgever moet straks de werknemer minstens vier dagen van tevoren oproepen voor werk. Doet hij dat later, dan hoeft de werknemer geen gehoor te geven aan de oproep. Trekt de werkgever de oproep binnen vier dagen voor aanvang van de werkzaamheden in of verandert hij de tijdstippen van de oproep, dan heeft de werknemer recht op loon over de periode waarvoor hij opgeroepen is. Bij cao kan een kortere termijn worden afgesproken, mits deze niet korter is dan 24 uur. De werkgever moet werknemers met een oproepcontract na een jaar een aanbod doen voor een vaste arbeidsomvang op basis van de gemiddelde arbeidsduur in de voorgaande twaalf maanden. De vaste arbeidsomvang hoeft niet gebaseerd te zijn op een aantal uren per week, maar mag een aantal uren per maand of per jaar omvatten.

Transitievergoeding
Voorgesteld wordt dat een werknemer vanaf het begin van zijn arbeidsovereenkomst bij ontslag recht op een transitievergoeding heeft. De huidige hogere opbouw van de transitievergoeding na tien jaar komt te vervallen. De transitievergoeding wordt berekend aan de hand van de feitelijke duur van de arbeidsovereenkomst. Per jaar dat de arbeidsovereenkomst heeft geduurd bedraagt de transitievergoeding een derde bruto maandsalaris. Voor de overige delen van het dienstverband wordt vergoeding naar rato berekend.
Er komt een compensatieregeling voor transitievergoedingen bij ontslag om bedrijfseconomische redenen, na langdurige ziekte of vanwege bedrijfsbeëindiging als gevolg van ziekte of pensionering van een kleine werkgever.
De criteria voor de tijdelijke overbruggingsregeling transitievergoeding worden verruimd. Op grond van de overbruggingsregeling telt diensttijd voor de maand mei 2013 niet mee bij de berekening van de transitievergoeding. Deze regeling loopt tot 1 januari 2020.

Payrolling
Payrollwerknemers krijgen recht op dezelfde arbeidsvoorwaarden die zouden gelden wanneer zij rechtstreeks in dienst zouden zijn bij de opdrachtgever. Dat geldt ook voor de secundaire arbeidsvoorwaarden, met uitzondering van pensioen. In plaats daarvan krijgen payrollwerknemers het recht op een adequate pensioenregeling. De verplichting voor de werkgever om een adequate pensioenregeling te treffen geldt niet als de opdrachtgever geen pensioenregeling heeft.

WW-premiedifferentiatie
Het kabinet wil het aangaan van vaste arbeidscontracten stimuleren door een lagere WW-premie en door een hogere premie te verbinden aan tijdelijke contracten. Het huidige systeem met sectorfondsen en per sectorfonds verschillende premies vervalt. De lage premie is van toepassing zolang niet meer dan 30% meeruren worden verloond boven de overeengekomen vaste arbeidsomvang. Bij overschrijding is met terugwerkende kracht de hoge premie van toepassing, tenzij sprake is van een voltijdscontract. De lage premie geldt ook voor contracten in de beroepsbegeleidende leerweg. Het is de bedoeling dat de aard van het contract op de loonstrook wordt vermeld.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken | wetsvoorstel | 22-11-2018

Tweede Kamer neemt Belastingplan 2019 aan

De Tweede Kamer heeft de wetsvoorstellen, die gezamenlijk het Belastingplan 2019 vormen, aangenomen. Via amendementen zijn enkele wijzigingen aangebracht in de oorspronkelijke wetsvoorstellen.

Zo is een wijziging aangebracht in de Gemeentewet die gemeenten de mogelijkheid geeft om voor sportaccommodaties, dorpshuizen en andere sociaal belang behartigende instellingen het tarief voor woningen te hanteren in de onroerendezaakbelasting in plaats van het tarief voor niet-woningen. Het tarief voor woningen is meestal lager dan het tarief voor niet-woningen.

In de afvalstoffenbelasting is een wijziging aangebracht in de vorm van een vrijstelling voor de afgifte van afzonderlijk aangeboden asbest en asbesthoudende producten afkomstig van asbestdaken. Tegelijk wordt het tarief van de afvalstoffenbelasting verhoogd met 73 cent van € 31,39 naar € 32,12 per 1.000 kilogram afvalstoffen.

Voor de controlled foreign company-maatregel ter beperking van de deelnemingsvrijstelling in de vennootschapsbelasting is sprake van een gecontroleerd lichaam als dat lichaam is gevestigd in een laagbelastende staat. Van een laagbelastende staat is onder andere sprake bij een winstbelasting van minimaal 9%. Dat tarief is bij amendement gewijzigd; het wetsvoorstel ging uit van een tarief van 7%.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 35026 | 16-11-2018

Leen geld uit aan uw kinderen voor hun eigen woning

Wanneer u (een deel van) de benodigde financiering voor de eigen woning aan uw kinderen verzorgt, kan dat voor beide partijen gunstig zijn. U ontvangt een hogere rente dan op een spaarrekening haalbaar is en uw kinderen betalen wellicht minder rente dan zij aan de bank zouden moeten betalen. De rente voor een lening voor de eigen woning is aftrekbaar als de lening in maximaal 30 jaar volledig wordt afgelost. Dat geldt ook voor leningen van andere geldverstrekkers dan banken, zoals een lening van de ouders. Een te hoge of te lage rente kan als een schenking voor de schenkbelasting worden aangemerkt.

De lening kan gecombineerd worden met een (jaarlijkse) schenking aan de kinderen, bijvoorbeeld door gebruik te maken van de jaarlijkse vrijstelling van € 5.363. De kinderen kunnen de schenking gebruiken om de rente of de aflossing te betalen.

Bron: Overig | publicatie | 15-11-2018

Vergeet niet om WBSO aan te vragen

Voor speur- & ontwikkelingswerk (S&O) dat wordt uitgevoerd door uw personeel heeft u recht op een afdrachtvermindering van de loonheffingen. De WBSO bedraagt in 2019 32% van het loon tot een loonbedrag van € 350.000 en 14% over het meerdere loon. Gaat u in 2019 S&O verrichten, vraag dan tijdig een S&O-verklaring aan bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Uw aanvraag moet één kalendermaand voor de start van de werkzaamheden zijn ingediend. Per kalenderjaar mogen drie aanvragen worden ingediend.

Bron: Overig | publicatie | 15-11-2018

Controleer uw hypotheek(rente)

Gezien de lage rente, die u krijgt op uw spaartegoed, kan het aantrekkelijk zijn om (extra) af te lossen op uw hypotheekschulden. Hoewel de hypotheekrente nog steeds heel laag is, ligt deze toch hoger dan de spaarrente. Boetevrije aflossing is vaak mogelijk tot 10 of zelfs 20% van de oorspronkelijke hoofdsom. Aflossing met spaargeld verlaagt bovendien het vermogen in box 3, waardoor u mogelijk minder belasting betaalt.

Heeft u de rente in het verleden voor langere tijd vastgezet op een hoger niveau dan de huidige rente? Informeer bij uw bank naar de mogelijkheid van rentemiddeling of vraag eens wat het u kost aan boeterente om het contract open te breken en de rente op een lager niveau vast te zetten. Omdat er altijd een deel extra mag worden afgelost, kan dit voordelig zijn. De boeterente die u bij vervroegde aflossing moet betalen is aftrekbaar.

Oriënteer u eens bij andere geldverstrekkers dan uw huisbankier. Ondanks de kosten van een nieuwe hypotheek kan het voordeliger zijn om over te stappen. Denk eens aan uw eigen bv als geldverstrekker voor uw hypotheek.

Betaal hypotheekrente vooruit
Verwacht u in 2019 een veel lager inkomen in box 1 dan in 2018? Dan kan het aantrekkelijk zijn om de hypotheekrente van het eerste halfjaar van 2019 vooruit te betalen en in 2018 tegen een hoger belastingtarief in aftrek te brengen.

Bron: Overig | publicatie | 15-11-2018

Beperk de belastingheffing in box 3

Het vermogen van een natuurlijke persoon, dat niet in box 1 of in box 2 valt, valt in box 3. In box 1 valt het ondernemingsvermogen en de eigen woning, in box 2 vallen aandelen die een aanmerkelijk belang vormen. Schulden komen in mindering op het vermogen in box 3. Dat geldt echter niet voor belastingschulden. Alleen erfbelastingschulden kunnen als schuld in box 3 worden opgevoerd.

U kunt de belastingheffing in box 3 beperken door uw belastingschulden voor de jaarwisseling te betalen. Als u verwacht dat u belasting moet (bij)betalen, is het raadzaam om de Belastingdienst te vragen om een voorlopige aanslag of om een aangifte in te dienen en de aanslag voor de peildatum te betalen. Heeft u het verzoek uiterlijk acht weken voor het einde van het jaar gedaan, maar heeft de Belastingdienst nog niet of te laat gereageerd op het verzoek, dan mag u het nog niet betaalde bedrag wel als schuld in box 3 aanmerken.

Maak gebruik van de vrijstellingen
Er bestaan diverse vrijstellingen in box 3, bijvoorbeeld voor voorwerpen van kunst en wetenschap en voor groene beleggingen. Het kan aantrekkelijk zijn om belast vermogen (tijdelijk) om te zetten in vrijgesteld vermogen. Belegt u groen, dan bespaart u niet alleen belasting in box 3, maar profiteert u ook van een extra heffingskorting in box 1 van 0,7% van de waarde van de vrijgestelde beleggingen. Voor groene beleggingen geldt een vrijstelling van maximaal €  57.845 (€ 115.690 voor fiscale partners).

Bron: Overig | publicatie | 15-11-2018